- door Magnolis

Het UBO-register en de vennootschap: Wie heeft er toegang en tot welke gegevens?

i) Toegangsgerechtigden

De informatie opgenomen in het UBO-register is toegankelijk voor:

  1. de “bevoegde autoriteiten” (lees: de overheid);
  2. de meldingsplichtige entiteiten in het kader van het cliëntenonderzoek;
  3. elke burger.
    De eerste twee categorieën, de bevoegde autoriteiten en de meldingsplichtige entiteiten, kunnen een aanvraag indienen tot toegang tot het register bij de Administratie van de Thesaurie. De aangeduide personeelsleden zullen dan toegang krijgen tot het register en dit met betrekking tot bepaalde uiteindelijke begunstigden zelf kunnen beheren.

Vervolgens heeft er nog een derde categorie van personen toegang. U leest het goed: elke burger heeft de mogelijkheid het UBO-register te raadplegen teneinde informatie over de uiteindelijke begunstigden van Belgische vennootschappen te vergaren. Dit is zeer opmerkelijk en verregaand. Dit koninklijk besluit dat dient ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn gaat immers veel verder dan hetgeen deze richtlijn vereist. Betreffende deze derde categorie verlangde de EU louter dat “alle personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen” toegang krijgen tot het register. De veel ruimere formulering in het KB is te wijten aan de recente publicatie van de vijfde anti-witwasrichtlijn die informatie van UBO’s in het kader van vennootschappen openstellen voor “elk lid van de bevolking”. Raadpleging door een burger is slechts mogelijk na identificatie ervan door middel van zijn elektronische identiteitskaart. De informatie over deze raadplegingen zal overigens worden bewaard.

ii) Inperkingen en één uitzondering op de toegankelijkheid (voor burgers)

Deze brede toegankelijkheid van het register wordt echter op twee wijzen beperkt.

Allereerst hebben burgers slechts toegang tot volgende informatie betreffende de uiteindelijke begunstigden van vennootschappen: (achter)naam, geboortemaand en -jaar, woonstaat, nationaliteit(en), aard en omvang van het gehouden belang. De volledige naam, het rijksregisternummer en het adres van de uiteindelijk begunstigden worden aldus niet prijsgegeven. Evenmin wordt het kapitaal of het vermogen dat de vennootschap weerspiegelt onthuld.

Ten tweede kan informatie over de uiteindelijke begunstigden van een vennootschap door burgers slechts worden opgevraagd indien men beschikt over de naam of het KBO-nummer van de onderneming. Voor operationele vennootschappen die op frequente basis in het handelsverkeer ageren is dit geen obstakel. Voor beleggingsvennootschappen en/of onderhands opgerichte vennootschappen die weinig tot geen publicatieverplichtingen hebben, is het achterhalen van de naam of het KBO-nummer van de vennootschap, teneinde een opzoeking in het UBO-register te doen, geen sinecure. Zelfs met de hervorming van het ondernemingsrecht en bijvoorbeeld de inschrijvingsverplichting in het KBO die deze meebrengt voor maatschappen, zal de discretie van een maatschap (mits de nodige voorzorgsmaatregelen) niet steeds moeten inboeten. Hierover kunt u (binnenkort) meer lezen in onze bijdrage die handelt over het UBO-register en de maatschap.

Daarnaast wordt er ook in een uitzondering op deze brede toegankelijkheid voorzien.

De uiteindelijke begunstigde kan aan de Administratie van de Thesaurie verzoeken om de toegang tot welbepaalde / alle informatie omtrent diens persoon in het register te beperken. Er dient dan wel te worden aangetoond dat:

  • ofwel deze toegang de uiteindelijke begunstigde blootstelt aan “een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie”;
  • ofwel dat de uiteindelijke begunstigde minderjarig of anderszins handelingsonbekwaam is.

De administratie zal case by case nagaan of het uitzonderlijk karakter van de ingeroepen omstandigheden een beperking van de toegankelijkheid van de gegevens in het register verantwoordt.

Deze uitzondering kan enkel worden tegengeworpen aan de meldingsplichtige entiteiten en de burgers. De overheid zal met andere woorden steeds volwaardige toegang tot de informatie betreffende uiteindelijke begunstigden van vennootschappen verkrijgen.

iii) Kritiek op brede toegankelijkheid

Toch moet er minstens een kritische noot geplaatst worden bij de uiterst ruime toegankelijkheid van het UBO-register.

Zowel de Europese als de Belgische wetgever menen dat er zich geen probleem stelt met betrekking tot de ruime werkingssfeer van de toegang tot het UBO-register. De motivatie voor deze brede toegankelijkheid is dat publieke toegang tot deze informatie ook meer onderzoek ervan door de maatschappij, onder meer de pers of maatschappelijke organisaties, mogelijk maakt. Verder zou deze openbaarheid bijdragen tot het vertrouwen in de integriteit van zakelijke transacties en het financiële stelsel. Allereerst merken wij op dat bovenstaande doelstellingen toch ver zijn afgedwaald van de oorspronkelijke idee, i.e. de bestrijding van witwassen en van de financiering van terrorisme. Volgens de vijfde anti-witwasrichtlijn bestaat er een “goed evenwicht tussen het algemeen openbaar belang (...) enerzijds en de grondrechten van de betrokkenen anderzijds”. Het Verslag aan de Koning bij het Koninklijk Besluit argumenteert met vijf redenen waarom de toegang van de gegevens voor elke burger gerechtvaardigd is en dat dergelijke toegang evenredig is aan het doel van de wet. Hierbij tracht men tegemoet te komen aan de o.i. terechte bemerkingen van de Privacycommissie en van de Raad van State (afdeling Wetgeving). De Privacycommissie oordeelde namelijk dat het verschaffen van toegang aan elke burger niet proportioneel is. De transparantievereisten wegen niet op tegen de eerbiediging van het privéleven. Om die reden werden de voor burgers toegankelijke gegevens gedeeltelijk afgezwakt (geen volledige naam, adres, etc., zie supra).

Men moet voor ogen houden dat het UBO-register door Europa werd ingevoerd in de nasleep van de Panama-Papers. De oorspronkelijke bedoeling was om te vermijden dat personen hun wettelijke en fiscale verplichtingen konden ontduiken door zich te verschuilen achter exotische vennootschapsconstructies. Dit wetgevend initiatief is daarom o.i. een performant middel in strijd tegen de internationale fiscale fraude, omdat het aan de overheid een duidelijk beeld geeft van wie aandeelhouder is in welke vennootschap.

Europa heeft haar lidstaten evenwel ook verplicht om dit UBO-register voor vennootschappen toegankelijk te maken voor "elk lid van de bevolking". Deze maatregel is o.i. helemaal niet proportioneel met het nagestreefde doel. Om die reden menen wij dat voormelde uitzondering op deze publieke toegankelijkheid ruim geïnterpreteerd moet worden: er is o.i. altijd sprake van "blootstelling aan een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie" wanneer uit het UBO-register blijkt dat een persoon een groot vermogen heeft en hij/zij dit zonder het UBO-register ten aanzien van Jan met de pet discreet had kunnen houden. Uiteraard blijft het koffiedik kijken hoe de administratie met deze uitzondering zal omgaan.

Bovendien moet ook de conformiteit met het gelijkheidsbeginsel in vraag worden gesteld. Zoals reeds vermeld heeft elke burger in principe het recht om informatie over de uiteindelijke begunstigden van een vennootschap op te vragen. Zoals u in onze andere bijdragen zult lezen, geldt voor stichtingen, (internationale) vzw’s en trusts niet dezelfde uiterst ruime toegankelijkheid. Naast de bevoegde autoriteiten en de meldingsplichtigen, wordt toegang tot het register voorzien voor: 1) elke persoon of organisatie die een legitiem belang aantoont; 2) elke persoon die een schriftelijke aanvraag indient tot inzage in de gegevens van een stichting, (internationale) vzw of trust die zeggenschap uitoefent over een vennootschap of over een van voormelde constructies. Hoewel vennootschappen enerzijds en stichtingen, (internationale) vzw’s en trusts anderzijds als gelijkaardige juridische constructies kunnen worden beschouwd, worden de gegevens over hun uiteindelijke begunstigden door huidig Koninklijk Besluit toch verschillend behandeld qua toegang voor derden. Ook de Raad van State merkte dit op in haar advies. Dat dit een gevolg is van een letterlijke overname van de vijfde anti-witwasrichtlijn is o.i. geenszins een afdoende verantwoording voor dit verschil in behandeling.